![]() |
![]() |
|
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
||||||||||
![]() |
|
Debat bij SOFFT: “Aspecten, mythen en stereotiepen” Veranderingen in de werksituatie en de mythe van de mondialisering Veroorzaken de informatie- en communicatietechnologieën (ICT) een wereldwijde revolutie in onze postindustriële samenleving? Van welke culturele, economische en sociale aspecten zijn deze technologieën de dragers? Dat zijn vragen waarover Ada’s partner SOFFT in Luik op 8 december 2006 een bijeenkomst organiseerde.
Twee sprekers waren uitgenodigd: Geoffrey Geuens, onderzoeker aan het departement Kunst en Communicatiewetenschappen aan de ULg, en Gérard Valenduc, medebestuurder van het onderzoekscentrum Werk en Technologieën van de Stichting “Travail-Université”, lesgever aan de UCL en aan de Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix in Namen. Geuens vertelde over de mythen van de gemondialiseerde wereld dankzij de ontwikkeling van nieuwe technologieën, en Valenduc ging in op veranderingen die de werksfeer reeds onderging ten gevolge van de ICT. De ICT: een denkbeeldige revolutie?Als aanhanger van de ‘sociologie van de sociale klassen’, geïnspireerd door Pierre Bourdieu, filtert Geoffrey Geuens argumenten van verschillende denkgroepen (ook wel ‘think tanks’ genoemd). Het gaat om stichtingen of onderzoekscentra in steden als Washington D.C., Londen, Brussel en Davos, waarin autoriteiten van de economische, financiële, politieke wereld en de media elkaar ontmoeten. Zijn doel: de samenhang en de verbindingen tussen de verschillende machtscentra verstoren, en aantonen op welke manier ze door elkaar te ondersteunen samen een reële intellectuele en materiële hegemonie uitoefenen op de westerse wereld.
Geoffrey Geuens verdedigt de stelling dat hetgeen wat vaak voorgesteld wordt als een technologische, economische of sociale ‘revolutie’ op wereldniveau, vaak niet meer is dan een illusie die gevoed wordt door een aantal mythen, waaronder die van de economische mondialisering wellicht de grootste is. De misleidende redevoering die Geuens wil ontmaskeren steunt op enkele beweringen: aan de ene kant zal de economie zich dankzij de mondialisering los kunnen maken van de politiek, waarmee het doodsvonnis getekend wordt van de politieke inmenging van staten in de economische sfeer. Aan de andere kant zal de internationalisering de opkomst van anonieme en zich snel uitbreidende economische actoren tot logisch gevolg hebben, waardoor de overgang naar een gemondialiseerde economie zich zal vertalen in een totale deregulering. Voor Geoffrey Geuens is dat allemaal wat ver gezocht, want behalve de versnelling van de veranderingen op het vlak van communicatie ten gevolge van de nieuwe technologieën, blijft de hedendaagse wereld toch geregeerd door de regels van het goede oude kapitalisme. Eerst en vooral stelt de economische politiek van staten en grote instellingen, zoals de Europese Unie, zich het vaakst tevreden met het navolgen van de analyses die ontwikkeld zijn door de grote industriële actoren. Op die manier kunnen we ons de vraag stellen of de eenmaking van de markt en de invoering van de euro zijn geïnspireerd op rapporten die zijn voortgevloeid uit de ronde tafelgesprekken van Europese industriëlen. Anderzijds zijn de economische en politieke elites in zekere zin onderling inwisselbaar: de hoge rijksambtenaren stappen vaak over naar de privé-sector (de voormalige Amerikaanse vice-president Al Gore, zetelt bij Apple, en dichter bij huis zetelt Karel van Miert bij Philips en Jean-Luc Dehaene bij Inbev), net zoals bepaalde politieke kaderleden zich laten wegplukken uit de hoge posten van privé-ondernemingen. Een andere mythe die Geuens aankaart, is het ongrijpbare karakter van de economische netwerken. Voor hem is de internationale verbrokkeling van de zenuwcentra van grote ondernemingen niet zo belangrijk als vaak beweerd wordt, en blijft de nationale verankering erg sterk. Dat is in het bijzonder het geval in Europa waar, in vergelijking met de Angelsaksische wereld, de familiebedrijven sterk aanwezig blijven, en de tussenkomst van de staat noemenswaardig is. Op die manier behoudt een geprivatiseerde onderneming, zoals de Deutsche Telekom waarin de internationale pensioenfondsen voor 40% op het kapitaal wegen, toch een belangrijke Duitse verankering, met name door het openbaar aandelenbezit van het personeel volgens de ‘Länder’. Anderzijds kunnen we ons de vraag stellen of die bedrijven die we ‘multinationals’ noemen, wezenlijk verschillen van de nationale bedrijven die in heel de wereld actief zijn, wat het geval is sinds de negentiende eeuw. Ten slotte zou het beeld van de mondiale economische jungle, waarin de roofdieren op de loer liggen en waarin de oorlog woedt, enkel steunen op een theatrale mediaweergave. Geuens onderstreept dat in werkelijkheid het kapitaal in extreme mate geconcentreerd is: in de Verenigde Staten kunnen we stellen dat achter de honderd grootste ondernemingen ook bijna steeds de tien zelfde investeerders zitten, die de meerderheid van het kapitaal bezitten, en daarenboven ook nog elkaars aandeelhouders zijn. En het zijn vaak diezelfde grote financiële groepen die eigenaars zijn van de verschillende media. Kortom, als we Geuens mogen geloven, bepaalt de elite van economische en politieke besluitvormers, dat een besloten kringetje vormt, het raderwerk van de rijkdom en van de informatie. Als dat het geval is, moeten we onszelf afvragen of er nog wel ruimte overblijft voor de vrijheid van burgers en informatie, met andere woorden, voor het democratisch bestaan. Het is geen optimistisch beeld dat Geuens ons schetst van de gemondialiseerde economie. Een kritiek op zijn redenering is dat hij niet voldoende rekening houdt met de specifieke problematiek van de ICT. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen van een wereldwijde dominantie van een bedrijf als Microsoft? Helaas ging hij nauwelijks in op de voorbeelden van hoe het Internet de coöperatieve alternatieven van het kapitalistische model vergemakkelijkt op het vlak van productie en uitwisseling (Linux en de vrije software), of een tegengewicht biedt aan de door de grote mondiale groepen gemonopoliseerde informatie (denk bijvoorbeeld aan Indymedia en Wikipedia).
De technologie, moeder van de flexibiliteit?In zijn betoog getiteld ‘De flexibiliteit op het ritme van de technologie’, gaat Gérard Valenduc in op de vraag of de nieuwe technologieën nieuwe mogelijkheden bieden voor de creatieve ontplooiing op het vlak van arbeid, of juist fungeren als meedogenloos instrumenten om werknemers te controleren en uit te buiten? Met andere woorden, zijn we getuige van de geboorte van een ‘e-proletariaat’ of niet? Eerst en vooral, constateert de onderzoeker, hebben de ICT de weg geopend voor een volkomen nieuw beheer van tijd en ruimte: beschikbaarheid van diensten 24 uur per dag, een ‘real-time’ reactie op vragen van klanten, de mogelijkheid om vlot activiteiten te herlokaliseren naar andere continenten, terwijl men goochelt met de tijdzones (bijv. bij de ticketverkoop van luchtvaartmaatschappijen). De nieuwe werkmiddelen (laptops, gsm’s) gooien de traditionele grenzen van het werk helemaal omver. De techniek die de werknemer op enig moment beschikbaar dreigt te maken heeft tot gevolg dat de werktijd nu hevig op het sociale leven van de werknemer begint te wegen. In Frankrijk heeft men voor het jaar 2005 bij de contractuele werknemers gemiddeld ruim vijf en een half overuren geconstateerd per persoon per week. Anderzijds slaan de introductie van het nomadenwerk, en de dematerialisatie van de ‘diensten’ een bres in de perceptie van de werkplek en de aanhankelijkheid aan een bedrijf. Nieuwe concepten ontstaan om arbeid te kenschetsen: de toename van de ‘dichtheid’ van het werk en de mate waarin het werk intenser wordt (voortdurende doeltreffendheid, het versnellen van termijnen, informatieve overbelasting) veroorzaakt een versnelling van het werkritme en een vermeerdering van de werklast. De organisatie van het werk past zich aan: werken volgens doelstellingen of project, of het ontstaan van nieuwe criteria die voortvloeien uit de verplichting om met resultaten te komen. Die nieuwe criteria zijn subtieler en dubbelzinniger dan louter de evaluatie van de prestaties. De druk op de werktijd laat zich indirect voelen: de dwang verinnerlijkt zich, en dat deel van het werk waarvoor men niet verloond wordt, neemt enkel toe. Als gevolg van meer controlemiddelen groeit de druk op werknemers, en neemt hun stress toe. Die trend is het sterkst in de sectoren die een ‘impact’ hebben gevoeld van de ICT, terwijl andere sectoren die er voorlopig in slagen om te ontsnappen aan deze trend in werkelijkheid steeds minder belangrijk worden: vreemd genoeg gaat het hier vaak om sectoren die als typisch vrouwelijk worden beschouwd, zoals zorg, schoonmaak en kleinhandel. Om het met cijfers te zeggen: 53% van de Walen gebruikt het Internet volgens het AWT (Waals Agentschap voor Telecommunicatie). Dat wil zeggen dat ongeveer de helft van de Walen het Internet niet gebruikt. De ritmes van de technologie: noodzaak en kwaliteit van het levenDe geïnformatiseerde planning van arbeidsintensieve behoeftes door de computersoftware voor geïntegreerd beheer (ERP), de gespannen werkstroom, de voortdurende deadlines, de ‘zero vertraging’ en de ‘zero foutmarges’, dit alles maakt van urgentie een professionele norm: "De urgentie wordt een nieuwe levensstijl", zegt Valenduc. Maar wat praat zo’n voortdurende beschikbaarheid eigenlijk goed? De reële of veronderstelde eisen van de klanten: op elk uur van de dag geholpen worden, zonder wachttijden, en met een perfecte doeltreffendheid? Wat zijn de technische bestanddelen van deze haast? Het is het door de informatica geüpdatete Taylorisme: gecodeerde procedures staan geïnformatiseerd beheer toe van de workflow, de preformatie van activiteiten (on-screen scripts in call-centers), de geautomatiseerde controle op de productiviteit (benchmarking) - al die technieken monden uit in de extreme verinnerlijking van de belasting en van de stress die hiermee gepaard gaat. De ontwikkeling van het werk per project creëert druk die deadlines met zich meebrengen en onderdrukt de solidariteit bij de werknemers door hen via de feitelijke afstand te isoleren en hen onderling te laten wedijveren. Het resultaat is dat in plaats van de autonomie die voortkomt uit het vergroten van de competentie, we eerder een trend opmerken naar zelfuitbuiting. De plicht die aan werknemers wordt opgelegd om zich meteen aan te passen aan technische en organisatorische evoluties, leidt volgens Valenduc tot “een gevoel van onveiligheid ten gevolge van de gedwongen mobiliteit en de voortdurende veranderingen”.
We kunnen ons afvragen in welk mate een mens met een gezond gestel probleemloos zo’n werksituatie kan verdragen, een werksfeer die beheerd wordt door de controle en die steeds op zoek is naar betere prestaties? En staan we wel genoeg stil bij de rol die gespeeld wordt door de technologie in deze evolutie? Volgens Valenduc is ICT niet enkel bedoeld om te "onthullen, te vergemakkelijken, te versterken", maar is het even goed een ’handlanger’, van de ’strategieën’ die managers hanteren om de tijd naar hun hand te zetten’, en van een zekere (duurzame) ’bevlieging’ voor een cultuur waarin korte termijn en noodzaak koning zijn’. Wanneer ICT gebruikt wordt samen met andere doelen, kan ze "nieuwe opportuniteiten bieden voor de persoonlijke ontwikkeling op het werk en in de vrije tijd, en voor de ontwikkeling van sociale contacten of collectieve activiteiten," aldus Valenduc. In plaats van een terugkeer naar het paradijs, dreigt de maatschappij van de informatie en de communicatie geconfronteerd te worden met een ‘nieuwe sociale uitdaging’, waarin het er op aan komt om de werk- en privésfeer beter op elkaar af te stemmen, om de professionele toekomst te waarborgen in een steeds onzekerder context, of om op hypercontrolerende wijze autonomie uit te oefenen op arbeid. Nieuwe ‘gaps’ duiken op (zoals de ‘digitale kloof’), zonder de oude eerst op te lossen (zoals de gender kloof). Positief is dat het Internet en de ICT op termijn kunnen bijdragen tot een vernieuwing van het verenigingsleven en aan de ontvoogding van sociale minderheidsgroepen (zoals ongeletterden, gehandicapten, sociaal geïsoleerden). Problematiek wordt debat
Tijdens de bijdragen van Geuens en Valenduc kwam ook de onverschilligheid van vrouwen voor een loopbaan in de informatica ter sprake, een onderwerp dat het Ada netwerk maar al te goed kent. Volgens Valenduc houdt de onvoorspelbaarheid in de organisatie van de werktijden, die de regel is in de informaticasector, een zekere discriminatie in van vrouwen. Hij zwakte deze vaststelling lichtjes af door toe te voegen dat volgens hem onmogelijke uurregelingen en onophoudelijke overuren eerder schering en inslag zijn bij beginnende informaticabedrijven, dan bij de publieke diensten of de informaticadepartementen van grote organisaties. Jammer genoeg zijn vooral in de KMO’s informatici (m/v) te vinden die hun vorming hebben genoten in de sector van de sociale promotie en van de permanente vorming.
Geuens wees erop dat wanneer men het effect van de mondialisering voor de economie relativeert, men dan ook de politieke manoeuvreerruimte van staten opnieuw moet bekijken. We moeten niet zomaar aannemen dat de politiek onder doet voor de mondialisering. Toch kan niet ontkend worden dat de wereldwijde ontwikkeling van nieuwe technologieën aan industriëlen de mogelijkheid biedt om bepaalde van hun belangrijkste activiteiten te herlokaliseren naar lage(re) loonlanden. Valenduc nuanceert dat sombere beeld van de ‘outsourcing’: volgens hem zijn de opkomende landen niet noodzakelijk aan de winnende hand omdat herlokalisering bij totale automatisering overbodig is (denk opnieuw aan het voorbeeld van de ticketverkoop van de vliegtuigmaatschappijen). Ook blijkt dat het kwalitatieve en technologische niveau niet altijd gehaald kunnen worden door industrieën in de opkomende landen. Zo heeft Volkswagen een aantal van zijn productielijnen die naar Brazilië waren verplaatst, teruggebracht naar België. Het debat: "ICT, de wereld op zijn kop. Aspecten, mythen en stereotiepen’’ vond plaats op 8 december 2006 in Technifutur in Luik, en werd bijgewoond door een vijftigtal geïnteresseerden. René Begon
Forum de l'article |
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |