![]() |
![]() |
|
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
||||||||||
![]() |
![]() |
![]() Biologie en de verschillen tussen man en vrouw Over de verschillen tussen man en vrouw geraakt niemand uitgepraat. Dagelijks verschijnt er wel ergens een boek over. Al naargelang de bron, soms dubieus, soms heel interessant, zijn we afhankelijk van de samenstelling van onze chromosomen (XX of XY) of afkomstig van de een of andere planeet (Mars of Venus), kunnen we kaart lezen of kleuren combineren, hebben we moederinstinct of een aangeboren agressiviteit. Gelukkig zijn ook echte wetenschappers geïnteresseerd in de problematiek. Al is het nog zo duidelijk dat mannen en vrouwen verschillen in biologisch opzicht, het blijft gewaagd om van aanwezige fysieke kenmerken over te gaan naar een onderscheid in cognitieve eigenschappen, of verschillen in gedrag of persoonlijkheid. We begeven ons dan op glad ijs, op een parcours dat al heel wat discussies en stof heeft doen oplaaien. Want in hoeverre zijn die bestaande verschillen natuurlijk, aangeboren, ingekerfd in onze genen en onze hormonen, en in hoeverre zijn ze aangeleerd, cultureel bepaald en verweven in onze gebruiken en opvoeding? Seksuele selectie De ontwikkelingspsychologie gaat er van uit dat de verschillen tussen vrouwen en mannen te wijten zijn aan de verschillende omstandigheden tijdens de evolutie van beide geslachten. De bekendste aanhanger van deze theorie, Darwin, ontwikkelde het concept ’seksuele selectie’. Dat idee staat voor een proces waarbij de kenmerken die het beste meehelpen bij de voortplanting het zwaarste wegen. Kenmerken waardoor mannen of vrouwen leden van hun eigen geslacht kunnen verslaan om het andere geslacht te ’bereiken’, en zo door het andere geslacht worden uitgekozen. Het voortplantingsmechanisme is echter verschillend bij de beide seksen, en dat zou bij elk het behoud van verschillende kenmerken tot gevolg hebben. Zo zouden mannen bijvoorbeeld, door de onzekerheid van hun vaderschap (ze weten nooit echt zeker of een kind van hen is), geneigd zijn om seksueel contact te zoeken met zoveel mogelijk partners. Volgens diezelfde theorie zou de aantrekkingskracht van jonge vrouwen met een gulle boezem en brede heupen duiden op een associatie met de vruchtbaarste vrouwen (1). DNA
Wanneer genen een invloed hebben op het gedrag, gaat het meestal om het resultaat van ingewikkelde interacties tussen verschillende genen en de omgeving. Zo hebben studies aangetoond dat het manisch-depressief syndroom gekoppeld is aan een bijzondere genetische configuratie in sommige gevallen, maar niet in alle. Anderzijds lijken studies naar personen met chromosomale afwijkingen (2) er op te wijzen dat het geslacht dat wordt toegekend (door de dokter, de familie) bij de geboorte, op basis van de uiterlijke genitale organen, de geslachtelijke identiteit meer bepaalt dan de chromosomale werkelijkheid van het individu. Geslachtshormonen In rechtstreekse afhankelijkheid van de chromosomen, worden de geslachtshormonen (testosteron, oestrogenen en progesteron) vaak als verantwoordelijk beschouwd voor bepaalde geslachtelijke trekjes, zoals agressiviteit bij de man of moederinstinct bij de vrouw. Van bij de bevruchting en de zwangerschap, spelen de geslachtshormonen een overheersende rol, en bepalen dat de foetus met twee X-chromosomen een meisje wordt en de foetus met een X- en een Y-chromosoom een jongetje. Na de geboorte komen de hormonen van meisjes en jongens op een gelijk niveau. De verschillen tussen de geslachten die zich in die periode, tot aan de puberteit, uiten, kunnen dan ook niet aan hormonen toegeschreven worden.
Op dezelfde wijze ziet men dat er verschillen optreden in taken rond verbale vlotheid (vloeiend en snel spreken) in functie van de menstruele cyclus, wat het belang van oestrogenen aangeeft bij dit soort kwaliteiten. De invloed van de geslachtshormonen maakt de hersenen van de man anders dan die van de vrouw. Aldus stelt men vast dat mannen en vrouwen bij bepaalde mentale activiteiten niet precies dezelfde hersenregionen gebruiken, structuren die zich soms reeds van bij de zwangerschap laten onderscheiden. Zonder in detail in te gaan op de controverses die rond deze gegevens bestaan, met name de methodologische kritiek (3) van bepaalde werken, gaan we nu wat dieper in op op enkele punten die ons cruciaal lijken. Verschillen van weinig omvang
Bij zijn hedendaagse activiteiten, zoals technologie en informatica, doet de mens zelden nog beroep op louter cognitieve capaciteiten, maar eerder op bekwaamheid, waarbij "mannelijke" en " vrouwelijke" capaciteiten gewoonlijk in evenwicht zijn. Indien er biologische verschillen zijn, doen deze zich bijgevolg voor in experimentele en zeer specifieke omgevingen, bij taken die vaak mijlenver verwijderd liggen van de normale, dagdagelijkse activiteiten. Bovendien is het belangrijk om in gedachten te houden dat deze verschillen gebaseerd zijn op gemiddelden, wat betekent dat er een bepaalde variabiliteit bestaat tussen de groepen van beide seksen. Het feit dat mannen bijvoorbeeld gemiddeld langer zijn dan vrouwen, maakt dit niet geldig voor alle mannen. Interactie Het is zinloos om natuur en cultuur tegenover elkaar te plaatsen en de effecten van beiden koste wat kost proberen te scheiden. Genen en omgeving zijn immers voortdurend met elkaar in interactie, en dit van bij de conceptie. De voeding van de moeder, haar humeur en haar levensstijl kunnen alle een invloed hebben op de ontwikkeling van de foetus en op de samenstelling van de genen. Later zullen lichaam en omgeving elkaar beïnvloeden en mede vormgeven. Men weet bijvoorbeeld dat musici hersendelen ontwikkelen voorbehouden aan hun kunst en dat de taalzones van mensen die tweetalig zijn opgevoed, anders gestructureerd zijn dan die van mensen die op latere leeftijd een vreemde taal leren. Wat betreft het hierboven genoemde thema, ziet men dat jongetjes vaker buiten spelen dan meisjes, wat verschillen tot gevolg zou kunnen hebben in de ontwikkeling van de hersendelen die de ruimtelijke aanleg controleren, waaronder mentale rotatie. Door deze cerebrale ’kneedbaarheid’, de verbazingwekkende buigzaamheid van onze hersenen, wordt de biologie ook afhankelijk van het sociale, en niet enkel andersom. Het ’natuurlijke’ blijkt nogal kwetsbaar en is in elk geval doordrongen van cultuur. Ideologische connotaties Het natuur-cultuur debat is niet enkel wetenschappelijk, het is ook geladen met belangrijke ideologische connotaties. Historisch gezien werden biologische verschillen gebruikt om uitbuiting en ongelijkheid te rechtvaardigen, en een ontwikkeling hierin te ontkennen. In dit opzicht loopt het discours van enkele hedendaagse wetenschappers verbazend gelijk met dat van de eugenetica van de vorige eeuw. (5) Het natuurlijke willen herstellen als eerste waarde is nochtans een vreemde teruggang. Per slot van rekening is het de cultuur die van ons mensen maakt, in staat om te reageren als tegengewicht voor de gegevens van onze genetica, bijvoorbeeld door solidariteitsgewoonten of gereedschap (kleding, wapens,…) te bedenken. (6) Talrijke auteurs erkennen ook dat socialisatie kan uitstijgen boven de biologie, en vaardigheden kan doen ontwikkelen, zoals meisjes die ongelooflijke mentale rotaties kunnen maken en jongens die een prachtig vloeiend spraakvermogen hebben. De cognitieve verschillen tussen man en vrouw bestaan zeker. Zijn ze biologisch of cultureel? Dit is een complexe en misschien wel bijkomstige vraag. De mens heeft geen vleugels, en toch vliegen we. Eleonore Seron
Alle gepubliceerde artikels over deze rubriek:
|
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |