![]() |
![]() |
|
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
||||||||||
![]() |
![]() |
![]() Struikelblokken bij de studiekeuzebegeleiding Meisjes en jongens kiezen niet voor dezelfde richtingen in het hoger onderwijs. Terwijl de auditoriumbanken psychologie zwart zien van de jonge vrouwen, krioelt het bij de toegepaste wetenschappen van de jonge mannen. In de paramedische richtingen van het hogeschoolonderwijs zitten er voor 75% meisjes, en slechts 10% in de technische richtingen. Dit onevenwicht wordt verklaard door een hele resem aan oorzaken die zowel in de studieperiode en als in het professionele leven hun intrede doen. In dit artikel gaan we in op de specifieke oorzaken die optreden gedurende het proces van de studiekeuze. Studiekeuzebegeleiding is cruciaalVoor de meesten onder ons is de opleiding op de basisschool redelijk gelijklopend en verschilt onze schoolloopbaan pas vanaf de leeftijd van 12 jaar. De ene kiest voor een meer algemene richting, terwijl anderen zich eerder toeleggen op talen of wiskunde en nog anderen kiezen voor een beroepsopleiding, of een artistieke, technische of sociale richting. Aan het einde van de middelbare schoolloopbaan zijn sommigen net 17 of 18 jaar oud, terwijl sommigen er langer overdoen en op oudere leeftijd de schoolpoorten achter zich sluiten. Voor sommigen komt er nooit een einde aan deze periode, terwijl anderen uiteindelijk voor middenjury kiezen. Wie verder studeert krijgt opnieuw te maken met een proces van studiekeuze waarin ze al dan niet worden begeleid in het aftasten van de mogelijkheden en het schetsen van de toekomst. Studiekeuzebegeleiding is naast informatieverstrekking over de beschikbare beroepen en studies, ook de heroriëntatie van leerlingen naar het beroepsonderwijs of het aanraden om een jaartje over te doen of van richting te veranderen binnen het algemene of het technische onderwijs. Vast staat dat aan het einde van de middelbare schoolloopbaan en in functie van deze begeleiding voor sommigen vele poorten openstaan, terwijl ze voor anderen definitief gesloten blijven. Dit is ook de reden waarom vele jonge meisjes zich in de onmogelijkheid verkeren om een hogere wetenschappelijke studie aan te vatten. Ze zijn niet geïnteresseerd, niet geïnformeerd of beschikken gewoonweg niet over de juiste vooropleiding. Het gezin eerstTalrijke auteurs hebben zich gebogen over de manier waarop jongeren tijdens hun schoolloopbaan worden geöriënteerd. Wat ze in het bijzonder onder de loep namen zijn de verschillen tussen jongens en meisjes, die soms op een volledig onbewuste manier tot stand komen. Afgezien van de openlijke stereotypen waarbij een leerkracht of begeleider ervan uitgaat dat beroep x niet voor dit of dat geslacht geschikt is, kan er nog van een hele reeks andere foutieve voorstellingen sprake zijn. Zo is er de idee dat carrière maken, een interessant, stimulerend, rendabel en prestigieus beroep hebben, minder belangrijk is voor meisjes dan voor jongens. Dit vooroordeel, dat een meisje zich enkel ten volle kan ontplooien via haar gezin, berust op de rolverdeling in onze maatschappij waarbij ervan wordt uitgegaan dat een vrouw zich volledig ter beschikking moet stellen van haar gezin. Door deze gedachte aanhoudend te herhalen, gaan vrouwen het gezin inderdaad als prioriteit beschouwen en komt carrière op de tweede plaats. Zoals reeds werd aangestipt, is de adolescentie het uitgelezen moment om rollen te herdefiniëren. Veel adolescenten willen zich weldegelijk engageren voor een gevaarlijk of moeilijker parcours om de job van hun dromen te verwerven. Maar hetgeen hen ontbreekt is bewegingsvrijheid en mensen die hen met enthousiasme aansporen om hun dromen waar te maken. Leerkrachten en CLB-personeel zijn uiteraard niet de enige drijfkrachten achter dit soort van gedachten, er zijn ook de ouders en de leerlingen zelf die met vooroordelen kunnen komen aanzetten. Bovendien is het, in deze tijden waarin koppels zich sneller vormen en terug uit elkaar gaan, heel belangrijk voor meisjes om hun financiële onafhankelijkheid te verzekeren en een ‘goed beroep’ te kiezen. De emanciperende rol van de school komt hierbij in gevaar: het herkennen van de zwakke punten bij het oriëntatieproces blijkt broodnodig. Dit fenomeen van ‘voor een meisje is haar werk minder van belang’ komt uit op vroegtijdige gedifferentieerde oriëntatiekeuzes: een meisje met moeilijkheden wordt verwezen naar een minder moeilijke richting. Vaak komt het er op neer dat er geknipt wordt in het aantal uren wiskunde en wetenschappen terwijl een jongen met moeilijkheden eerder gevraagd wordt te herkansen - kwestie van hem een tweede kans te geven om te slagen in een prestigieuzer domein. Zij zwoegt, hij is luiEen ander stereotype lijkt bij deze tendens aan te sluiten: bij gelijke resultaten zal men oordelen dat het meisje er hard heeft voor moeten werken en veel moeite heeft moeten doen, terwijl de jongen vanuit een natuurlijke aanleg presteert. Volgens die gedachtengang lijkt het logisch dat men een jongen het jaar laat overdoen omdat men denkt dat hij gewoon lui is geweest, terwijl men een meisje naar een eenvoudigere richting doorverwijst omdat men haar niet al te pienter acht. Naast de kans dat meisjes uitgerangeerd worden omdat ze niet van bij de eerste poging slagen (nochtans kennen we allemaal adolescenten die zich even verloren hebben gevoeld tijdens hun studies voordat ze hun ritme vonden), bestaat de kans dat jongens die niet zo sterk zijn in wetenschappen zich terug vinden in keuzes die hen eigenlijk niet bevallen, in hun studies niet zullen slagen en de school misschien de rug toe keren. Wiskunde voor allesHet kan niet genoeg worden herhaald: wiskunde, die prestigieuze discipline, is heel belangrijk omdat het de keuze in mogelijke professionele oriëntaties aanzienlijk vergroot. Wiskunde vormt geen probleem voor leerlingen die een studie literatuur willen aanvatten, maar is wel een onmisbare vereiste in wetenschappelijke domeinen. Een student die begonnen is met een universitaire studie in de fysica en plots beseft dat hij of zij eigenlijk altijd al archeoloog wilde worden, kan nog steeds die richting uit. Heel anders is de situatie voor een voor een bachelor student/e in de Germaanse talen die plots ingenieursstudies wil aanvatten, maar op de middelbare school een richting heeft gevolgd met weinig wiskunde. Wiskunde is (willens nillens) het essentiële vak in ons onderwijssysteem. Beroepskeuzeadviseurs of leerkrachten hebben ongelijk als ze denken dat dit geweten is bij de studenten en hun ouders. Newtonia, de studie uitgevoerd door de ULB, toonde aan dat gezinnen van bescheiden afkomst ervan uitgaan dat het de veelheid van vakken is die het belangrijkste is, ten koste van specialisatie (in wiskunde bijvoorbeeld). Door die onwetendheid omtrent de werking van de school worden de mogelijkheden van een hele reeks veelbelovende studenten ondermijnd om in wetenschappelijke richtingen aan de bak te komen. Meisjes aanmoedigen om verder te gaan in de wiskunde is dan ook een aanmoediging om, als ze dat verlangen, verder te gaan in de wetenschappen. BekommernissenNaast de studiekeuzebegeleidng spelen er natuurlijk ook andere factoren een rol in het studiekeuzeproces van adolescenten: het gebrek aan vertrouwen in eigen kunnen en de erg mannelijke beeldvorming van het beroep van informaticus. In de wetenschappelijke en technologische domeinen valt het op dat meisjes zich vaak minder bekwaam voelen dan jongens, zelfs al zijn hun schoolresultaten soms opmerkelijk beter. Terwijl de jongens zich zonder verpinken op de wetenschappelijke studies storten, achten de meisjes zichzelf niet in staat om te slagen in deze omgeving en lopen ze er met een boog omheen. Weinig zelfrespect brengt weinig ambitie met zich mee. Ook hier kan de steunende rol van de leerkracht of van de persoon die de oriëntatie begeleidt, vermijden dat studentes/en naar andere richtingen vluchten, eerder om psychologische dan om schoolse redenen. Zoals we reeds elders op deze site vermelden is ook de erg mannelijke beeldvorming van het informaticaberoep een hinderpaal voor meisjes. Gottfredson en Lapan (1997) onderzochten de mechanismen die het studiekeuzeproces bepalen en kwamen tot het besluit dat de gekozen studierichting wordt bepaald door voornamelijk drie criteria: de zichzelf toegedichte capaciteiten, het prestige van het beroep en de overeenkomst volgens gender. Een scholier die over zijn of haar toekomst nadenkt begint zichzelf te screenen, sluit aan de hand van deze criteria een aantal beroepen uit en kiest tussen wat er nog overblijft. Indien informatica geklasseerd wordt als “niet in overeenkomst met mijn gender” wordt de richting door meisjes niet eens overwogen. Vandaar het belang van een verandering van de beeldvorming van het beroep bij jongeren. Niks is fataalMeisjes overhalen tot een carrière in de nieuwe technologie is niet onmogelijk. De strijd tegen de gendersocialisatie is wat moeilijker, maar de bovenvermelde hinderpalen die optreden bij het proces van de studiekeuze zijn makkelijk weg te nemen. Zoals altijd bestaat de oplossing erin gelijkheid echt door te voeren: jongens en meisjes gelijke raad geven, hen op dezelfde manier ondersteunen, ze dezelfde informatie verschaffen en ervoor zorgen dat de rolverdeling niet opnieuw wordt doorgegeven en opnieuw zorgt voor segregatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Eléonore Seron
|
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |