![]() |
![]() |
|
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
||||||||||
![]() |
|
Enquêteresultaten Informaticastudies: onbekend maakt onbemind Het Onderzoekscentrum voor Onderwijs en Vorming van de Universiteit van Parijs bevroeg 363 eerstejaarsstudenten Wetenschappen aan de Universiteit van Lyon over het thema informatica. Het stereotiep van de mannelijke informaticus is nog lang de wereld niet uit, zo blijkt uit de bevraging. Maar wat nog meer blijkt is dat meisjes de richting informatica vooral niet kiezen omdat ze onvoldoende op de hoogte zijn van de ware aard van de richting en het beroep.
De studierichtingen waarin de bevraagde eerstejaarsstudenten Wetenschappen terug te vinden zijn, is weinig verrassend. Terwijl het overgrote deel van de meisjes koos voor de richtingen biologie-geologie (64%), kozen de jongens in bijna even grote mate voor de richtingen biologie-geologie (32%), wiskunde-informatica (28%) en chemie-fysica-ingenieur (40%). Geen categorisch nee Het meest verrassende antwoord kwam op de vraag: "Zou u het beroep van informaticus/ca kiezen indien u er de kans toe kreeg?" Hoewel meer jongens dan meisjes een positief antwoord gaven, 25% van de jongens tegen slechts 9% van de meisjes, blijkt amper 21% van de meisjes informatica resoluut te verwerpen (zie grafiek). Vraag is of hiermee het vaak gehoorde discours niet wordt tegengesproken, dat "het geen zin heeft meisjes aan te moedingen om informatica te gaan studeren omdat ze er toch niet van houden"? Als maar liefst 62% van de meisjes antwoorden dat ze het niet weten of ze het beroep zouden kiezen als ze er de kans toe kregen, heeft dit wellicht weinig of niets te maken met van het vak houden of niet, maar eerder met onwetendheid over de studierichting en het beroep. Maar een studierichting of een beroep mag dan ongekend zijn, iedereen vormt er zich wel een beeld over. Een beeld dat al of niet wenselijk is en al dan niet het zelfbeeld weerspiegelt of er ver van verwijderd blijft. Vaak is een dergelijk gevormd beeld karikaturaal en stereotiep. Zelfbeeld versus prototype Om te achterhalen welke stereotypen over de informaticus leven onder de eerstejaarsstudentenpopulatie, werd de studenten gevraagd om uit een lijst van beelden die beelden te kiezen waarvan ze denken dat die overeenkomen met een informaticus/ca. De stereotypen die onder de mannelijke studentenpopulatie leven, verschillen alvast weinig van die van meisjes. Het enige grote verschil is dat de lijst van jongens slechts 15 beelden bevat, tegen die van meisjes 21. In de tabel vindt u in het grijs de beelden die niet voorkomen in de beschrijving van een informaticus door jongens. Na het invullen van deze lijst met beelden, werd de studenten gevraagd om te bepalen in welke mate de verschillende elementen uit de lijst overeenkomen met hoe ze zichzelf percipiëren, in welke mate die beelden dus overeenkomen met hun zelfbeeld. Op basis van de antwoorden werd een gemiddelde berekend en uitgedrukt in een coëfficiënt. Hoe hoger het coëfficiënt hoe verder het beeld dat de student heeft van een informaticus/ca van zijn of haar zelfbeeld is verwijderd. Wat blijkt is dat het zelfbeeld van de meisjes die positief hebben geantwoord op de initiële vraag - of ze het informaticaberoep zouden kiezen indien ze er de kans toe kregen -, het meest overeenkomt met het prototype of het beeld dat van de informaticus is gevormd. Deze groep meisjes vertoont een coëfficiënt van amper 0,3, tegen 0,39 in de groep meisjes die nee hebben geantwoord en 0,46 in de groep die het antwoord schuldig bleef. Maar los van de gegeven antwoorden op de initiële vraag, valt het op hoe het zelfbeeld van jongens over het algemeen, meer dan dat van meisjes, aansluit bij het respectievelijke prototype van de informaticus/ca (zie grafiek). Hoe studiekeuzes gemaakt worden Uiteraard is en blijft het beeld dat meisjes en jongens hebben van een informaticus slechts een representatie. Het zegt niets over de realiteit van de informaticus. Maar als studenten voor een studiekeuze staan, baseren ze zich wel in de eerste plaats en vaak zelfs exclusief op deze representaties. Volgens Michel Huteau, ontwikkelingspsycholoog (1), is een professionele voorkeur meestal het resultaat van een activiteit van vergelijking: het individu vergelijkt het beeld dat hij/zij van zichzelf heeft met het beeld dat hij/zij zich van de professionele wereld heeft gevormd. Elke keer dat een individu over een mogelijk beroep nadenkt, roept het individu een lijst van beschrijvingen op die dat beroep moeten voorstellen en worden die vergeleken met de beschrijvingen die het individu zichzelf toekent. In functie van wat gemeenschappelijk is aan beide beschrijvingen, hun aantal en het belang ervan in de ogen van het individu, zal een beroep als keuze aanvaard of verworpen. Het hoeft dus nog weinig betoog waarom meisjes aarzelen zich naar een beroep te oriënteren waarvan ze vinden dat het weinig gelijkenissen vertoont met henzelf. Onwetendheid Hoewel met deze enquête voor de zoveelste keer is vastgesteld dat meisjes moeite hebben om zichzelf in het beroep van informaticus/ca voor te stellen, één resultaat is alvast aanmoedigend: het is niet omdat meisjes niet van informatica houden dat ze andere wetenschappelijke richtingen dan informatica verkiezen, maar omdat ze het informaticaberoep niet kennen en zich stereotype beelden over de informaticus eigen hebben gemaakt. Maar ook al zijn stereotypen hardnekkig, betere informatieverstrekking kan verandering brengen, waardoor eindelijk gezegd zal kunnen worden dat als meisjes kiezen of niet kiezen voor informatica dit in beide gevallen tenminste om ’goede’ redenen is. Isabelle Collet
Forum de l'article |
![]() |
||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
||||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
|||||||||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |